Verhaal: 'Intercity richting Amsterdam'

Uit de bundel 'Voorzegd' uit 1981 | Allard Bijlsma. Geschreven naar aanleiding van de gastankontploffing op het rangeerterrein, op 25 augustus 1976.


Intercity richting Amsterdam

Op het hoofdbureau van politie Ede zit agent Peters achter zijn bureau wat te dommelen. Het is al half zeven in de ochtend en de hele nacht is het rustig geweest, geen enkele melding. De vorige avond had de hoofdcommissaris tegen hem gezegd dat hij die nacht goed zou moeten opletten of er bij de meldingen geen zogenaamde één aprilmoppen zouden zitten. Voorgaande jaren was de politie verschillende malen voor niets uitgereden op één april, met de huidige beschikbare gelden voor benzine moet men dit jaar zo zuinig mogelijk omspringen; dus ritjes voor niets zouden uit den boze zijn, aldus de hoofdcommissaris.

Vanuit de richting Arnhem nadert over de spoorweg een intercity-treinstel; de eerste trein voor die ochtend vanuit Duitsland. De passagiers zitten onderuitgezakt in hun stoelen wat te slapen. Enkelen leggen zwijgend een kaartje terwijl anderen een boek lezen, de meesten slapen. De trein is die ochtend erg vol, de meeste coupés zijn goed bezet. Plotseling maakt de trein een korte schuiver naar links en komt via een wissel op het linker spoor terecht. De machinist fronst zijn wenkbrauwen want dit gebeurt anders nooit. De seinen staan echter op groen, al moet hij zeggen dat hij er niet al te goed op heeft gelet. Het treinstel nadert nu station Ede-Wageningen, misschien staat daar wel een trein met vertraging. Van de andere kant af nadert nog een trein Ede: het is een lange olietrein, getrokken door vier puffende diesellocomotieven. De olietanks zijn gevuld met een zeer dunne en zeer brandbare vloeistof, bestemd voor de chemische industrie in Duitsland. De machinist ziet in de verte station Ede-Wageningen naderen maar wat is dat? Vlak voor de trein springt er een sein op rood. Dat betekent dat er een andere trein in zijn baanvak zit en de enige trein die dat kan zijn, is de Duitse expresse-trein. Hij stelt alle remmen direct in werking maar hij weet dat hij de trein bij deze snelheid nooit meer op tijd tot stilstand kan brengen. 

Tekening bij het verhaal | 1981.

De machinist van de sneltrein ziet de goederentrein pas op het allerlaatste moment als die uit een bocht tevoorschijn komt, ook hij remt uit alle macht; de trein die op dat moment een snelheid heeft van 120 km/uur trilt in al haar voegen. De machinist roept nog in de microfoon “alle passagiers vasthouden”. Dan opent hij de deur van de lok en springt eruit, rolt door en blijft even verder bewusteloos liggen. Twintig seconden later volt de botsing; de twee treinen boren zich in elkaar onder een oorverdovend gepiep en geknars. De eerste drie reizigers coupés worden als harmonica's in elkaar gedrukt, de andere coupés ontsporen en boren zich in een naast het spoor staande lpg-tank. De olietrein wordt door de botsing uit elkaar gerukt, de eerste vijf wagons spatten uit elkaar, waarna de benzine de lucht in vliegt, zich tot een enorme vuurbal aaneen vormend en daarna met de wind wegwaait. De andere wagons ontsporen, zes ervan denderen in de pas gereedgekomen tunnel onder de spoorlijn waar ze uit elkaar spatten en in brand vliegen. De brandende benzine vloeit weg in de straatputten. Op dat moment ontploft de kleine lpg-tank waar zich een rijtuig in had geboord. Binnen enige seconden ontploffen ook de twee immense lpg-opslagtanks waarvan de inhoud zich tot een vijftig kilometer verder nog zichtbare vuurbal aaneen vormt en in westwaartse richting wegdrijft.

Op het hoofdkantoor van politie te Ede wordt agent Peters uit zijn dommel opgeschrikt door de indringend rinkelende telefoon.

“Met de alarmcentrale Ede”.
“Brand, ontploffingen, treinbotsing bij het station. De hele lucht staat in brand en...”.
“Hallo, met wie spreek ik?”
“Jan Terhoef, honderden doden, komt u snel, station Ede-Wageningen.”
“Hoe oud ben je, jochie ?
“Ach meneer, komt u snel, de hele omgeving staat in lichterlaaie.”

Zonder nog iets te zeggen gooit agent Peters de telefoon op de haak. Duidelijk zo'n één april mop waar de hoofdcommissaris zo voor gewaarschuwd had. Hij kon beter maar even zijn  vrouw bellen, er zou nu toch wel niet al te veel meer gebeuren. De daaropvolgende tien minuten is agent Peters in gesprek met zijn vrouw. Bij het station Ede-Wageningen is het een uur eerder dan normaal klaarlichte dag geworden. De brandende benzine zet de hele omgeving in een oogverblindend licht. De lpg-vuurbal heeft op tal van punten in de omgeving de bomen in brand gestoken. April is de droogste maand van het jaar en dat is nu duidelijk te merken. Het grondgebied van de Johan Willem Friso kazerne staat al snel in lichterlaaie en het vuur breidt zich snel uit in de richting van de zuidelijkste delen van het landgoed de Sijsselt. Als het zover is, is er nog een andere vuurroute actief geworden. De brandende benzine heeft zich via het buizenstelsel van de riool snel verplaatst. De vuurbundels zoeken naar de plekken waar ze zuurstof kunnen vinden. De portier van het nabij het station gelegen kunststof producerende concern AKU, ziet tot zijn niet geringe verbazing een vurige slang uit de wastafel kruipen, die door de hernieuwde toevoer van zuurstof snel om zich heen grijpen. Op verschillende plaatsen in het complex breekt er zo brand uit. De sirenes gillen als gekken en de bedrijfsbrandweer verenigt zich om het vuur te gaan bestrijden. Tientallen huizen in de directe omgeving raken op dezelfde wijze in brand. En onderwijl is nergens nog een politie- of brandweerman te bekennen. Van alle kanten probeert men de alarmcentrale te bereiken maar alle pogingen blijven vruchteloos; de lijn moet ook wel te zwaar belast zijn. Op het geluid van de ontploffingen en gillende sirenes ontwaakt Ede uit haar ochtendslaap. In korte tijd bevinden zich honderden mensen bij het getroffen gebied. De intercity vanuit Utrecht komt vlak voor het station tot stilstand, net op tijd om niet in een immense vuurzee te belanden.

Bron: Nieuwsblad van het Noorden: 26-08-1976

Op het hoofdbureau van politie heeft agent Peters net zijn praatje met zijn vrouw over het heerlijke weer afgerond en de hoorn op de haak gelegd als de hoofdcommissaris binnenstormt. Zijn nachtdienst zit er weer op!

“Goedemorgen meneer de commissaris.”
“Goeiemorgen Peters, niks te melden? Wat is dat toch voor een herrie in Ede-Zuid?”
“Ik weet het niet commissaris, ik heb geen meldingen gehad, alleen een één of ander jochie die me probeerde wijs te maken dat er bij het station wat aan de hand was.”

Het gesprek wordt onderbroken door de rinkelende telefoon.

“Wacht maar, ik pak hem zelf wel.” “Ja ? Met de politiecentrale Ede.”

Verder zegt hij niets maar agent Peters ziet hem zichtbaar verbleken. Binnen één minuut zijn de desbetreffende instanties nu gewaarschuwd, met gillende sirenes gaan politie, brandweer en GGD op weg. Alle buurgemeenten worden gewaarschuwd en dan pas legt de hoofdcommissaris de hoorn neer.

"Niets, niets ...". 
“Weet je wie daar belde Peters? Majoor de Geus van de Friso kazerne, heel Ede-Zuid staat in lichterlaaie en het munitiedepot van de Friso kazerne staat op springen en jij spreekt van niets.”

Ten tijde dat de eerste brandweerwagens arriveren is de toestand al hopeloos geworden. De AKU fabrieksgebouwen staan geheel in brand, de bedrijfsbrandweer heeft niets kunnen uitrichten tegen de op verschillende plaatsen ontstane branden. Het vuur heeft intussen ook de Friso kazerne bereikt en bedreigt nu de munitiebunkers. Tientallen huizen en instellingen in de directe omgeving van het station kunnen al als verloren beschouwd worden. De bossen in de buurt verspreiden al de geur die in deze tijd van het jaar direct de kreet: ‘bosbrand’ doet rondgaan. Waar eens de stationsgebouwen waren is niets meer te zien dan wat verkoolde houten planken, het rangeerterrein is herschapen in een grote vlammenzee, de benzine die zich brandend over het terrein verplaatst doet de rails krommen en gebouwen ineenstorten en waar eens twee treinen stonden is al helemaal weinig meer terug te vinden en alsmaar breidt de brand zich uit. De brandweer staat voor de hopeloze taak om deze ramp te overzien. De tot duizenden mensen uitgegroeide kijkersmassa maakt het dat de bluswerkzaamheden al direct onmogelijk zijn. Plotseling gebeurt er iets waar op dat moment maar een enkeling voor mogelijk had gehouden: het vuur heeft zich met ongekende snelheid naar de bunkers van de Friso kazernes toegewerkt en ging zonder dat men er in eerste instantie erg in had, aan de gang met het verhitten van het beton. Voor de soldaten is het onmogelijk naderbij te komen en de bevelhebbers laten de soldaten terugtrekken. De munitiebunkers zijn tenslotte brand- en hittebestendig. De bunkers worden tot ongekende hitte opgestookt.

En dan ... de eerste ontploffing wordt gevolgd door een enorme vuurgloed. De luchtdruk doet de omstanders weggeslingerd worden, anderen rennen in paniek weg. Brokken beton en aarde vliegen in het rond, de mensenmenigte bestokend als was het een bombardement. Her en der blijft men liggen, dood of gewond, ten prooi vallend aan de nieuwe vuurhaarden die nu ontstaan. Nieuwe ontploffingen volgen, het gegil en gekrijs van de gewonden wordt erdoor overstemd. Er is niemand die nog aan blussen denkt, het is vluchten, niets anders dan vluchten want het vuur grijpt steeds sneller om zich heen, zich een weg banend langs bomen, tuinen en huizen. Toeschouwers zijn er al gauw niet meer, iedereen vlucht weg. Politie- en brandweerkorpsen van de hele Veluwe worden opgetrommeld, helikopters stijgen op, vliegtuigen vol soldaten worden vervoerd naar het tot rampgebied verklaarde Ede-Zuid. Niets staat echter alsnog het vuurmonster in de weg. Na de Friso kazerne gaat ook de Mauritskazerne in vlammen op, honderden legerauto's en voor miljoenen aan legermaterieel gaat verloren. Een hele compagnie soldaten wordt door het vuur ingesloten en er komen soldaten om. Weinigen zijn er die deze verschrikkingen recht in de ogen durven te zien. Als de helikopters boven het gebied verschijnen kan eindelijk een balans worden opgemaakt, aan een werkelijke actie kan nog niet worden gedacht, doordat nieuwe ontploffingen het geheel nog onoverzichtelijker maken. Drie benzinepompen vliegen als gevolg van de hitte in de lucht, het rampgebied breidt zich door deze nieuwe impulsen alsmaar verder uit. Maar het ergste moet nor komen, het allerergste blijft tot het laatst bewaard.

Nadat de portier van de AKU alarm had geslagen was men met man en macht gaan proberen om de brand te blussen, al snel bleek dat dit onbegonnen werk was; op te veel plaatsen was brand ontstaan. Het wachten was toen op de brandweer maar die was nog niet onderweg en toen ze er wel waren hadden ze het te druk met het proberen de situatie te overzien. De manschappen hadden toen de AKU op moeten geven omdat de hitte te groot werd en vanaf die tijd had het vuur vrij spel en het trok met onverminderde snelheid van afdeling naar afdeling, van loods tot loods, tot die ene loods werd bereikt. Hier lag materiaal opgeslagen dat al jaren geleden uit de productie was genomen, een uiterst giftige kunststof.
En nu had de vuurmassa de loods bereikt, vol met uiterst brandbaar gif. De gevolgen laten niet lang op zich wachten. Mensen op straat worden plotseling duizelig en vallen neer. De invloedssfeer van de gifwolk die zich met een zacht briesje naar Ede-Zuid begeeft, wordt steeds groter. De werking is als koolmonoxide, eerst merk je niets, dan word je duizelig en dan wil je wel wegspringen, roepen maar dat is dan al te laat, met verwondering op hun gezicht vallen de mensen dan ook neer, zonder ook maar één waarschuwing geuit te hebben. De meeste slachtoffers zitten gewoon thuis, veilig en wel voor het vuur. Nóg wel voor het vuur, maar nu al niet meer voor het gif. Huis voor huis klopt hij aan en waar de gifmonsters op bezoek komen zijn al snel geen levenden meer!

Ook politie- en brandweermannen vallen neer onder het vervullen van hun taak. Als het eenmaal ontdekt is worden massaal gasmaskers aangerukt, maar op een hele bevolking is niet gerekend. En zo sluipt de doodsgeest verder, binnendringend door kieren en sleutelgaten; overal hetzelfde werk verrichtend. Geen woord, geen gil komt er meer over de lippen van de slachtoffers. Alleen de radio blijft aanstaan, de radio die melding maakt van een flinke brand in Ede en dat de brandweer de toestand snel meester hoopt te zijn. En dat terwijl de brandweer alleen maar met de handen kan wringen.

Want de brand breidt zich nu uit naar de woonwijken van Ede-Zuid, niemand die het door heeft want de huizen worden enkel nog bewoond door doden. Twee helikopters storten neer, de anderen verwijderen zich snel om ook niet ten prooi te vallen van het gifmonster, Buiten een straal van vijftig kilometer zijn er maar weinigen die de berichten die nu steeds op de radio komen wilden geloven, men dacht dat het één aprilmoppen waren en men moest toegeven: ze klonken niet gek! Om tien uur, 22 uur na het ontstaan van brand valt voor het eerst het woord ‘evacuatie’ bij de commandanten. En dat is nu niet vreemd want het vuur heeft zich via de Sijsselt uitgebreid naar de heide en naar het gedeelte van Ede dat het dichtst bij het centrum ligt. Ook daar vindt een tragedie plaats waar nog velen met rilbewegingen aan terug zullen denken. De geniepige, nu zuidoosten, wind had het vuur tot diep in het bewoonde deel van de bomen wijk gedirigeerd. En daar wordt het Julianaziekenhuis, notabene nog wel buiten bezoekerstijd, met een bezoek vereerd. Eer men er erg in heeft staat de oude vleugel van het ziekenhuis in lichterlaaie. Via de westvleugel ontsnappen velen maar even zo velen geraken als ratten in de val. Vooral de minder validen moeten het, als zo vaak, bezuren. Het heldhaftige handelen van het verplegend personeel zorgt ervoor dat 70% van de patiënten de buitenlucht kan bereiken, aldaar een acute verkoudheid oplopend, omdat er geen ziekenauto's zijn om hen te vervoeren. Het gemis van een rampenplan doet zich hier weer eens gelden.

Aan de andere kant van Ede gaan steeds meer woonblokken in vlammen op en het vuur wordt nu een wezenlijke bedreiging van het Edese industriegebied. De eerste grote acties komen nu op gang bij de aankomst van duizenden militairen en materieel van brandweerkorpsen van de hele Veluwe. Ede-Zuid moet als verloren worden beschouwd en men begint grenzen te trekken waar het vuur tot stand moet worden gebracht. Men zal zich in eerste instantie beperken tot de bebouwing en pas in later stadium overgaan tot het redden van de natuurgebieden. Soldaten met gasmaskers dringen massaal woningen in Ede-Zuid, die nog niet verloren zijn en halen de bewusteloze mensen uit de gevarenzone. Voor weinigen echter kwam men op tijd omdat het vuur op de meeste plaatsen de randzone al zo goed als had bereikt.

En nog steeds klinken er de ontploffingen vanuit de stationsomgeving, gasflessen en benzinestations zorgen voor een continu vuurwerk. Helaas kunnen weinigen hiervan genieten omdat het gifmonster zijn werk nog steeds vol vuur doet. Tegen elven verschijnen er blushelikopters boven het toneel die het daaropvolgende uur de AKU onder handen nemen zodat tegen twaalven van het ontstaan van nieuwe gaswolken geen sprake is.

Meer en meer lijkt het erop dat de brandweer de toestand meester begint te worden. Alleen in de omgeving van het centrum woedt de brand nog met grote kracht, alhoewel er van uitbreiding geen sprake meer is. Tegen tweeën in de middag is men daar ook het vuur meester, men wordt nu niet meer gehinderd door de gifwolk en door ontploffingen. Op dat moment zijn de duizenden militairen begonnen om de grootste bos- en heidebrand die Nederland ooit heeft gekend de kop in te drukken. Van de Sijsselt en de Ginkelse hei is dan al niets meer over dan één zwartgeblakerde vlakte. Het vuur bereikt Wolfheze voor men er erg in heeft en het verkeer op de A12 ligt al uren stil omdat aan beide kanten van de weg de brand woedt. Uitgebrande autowrakken en huizen zijn de stille getuigen van de tragedies die zich hier op kleine schaal hebben voor gedaan. Laat in de avond is het vuur op alle fronten definitief in de houtgreep genomen.

Nederland had haar grootste één aprilmop opgetekend in haar analen! Velen zullen er echter zijn die deze analen niet meer onder ogen zullen krijgen. De eerste schattingen wijzen op een dodental van 1900, maar hoogstwaarschijnlijk zullen daar nog enkele honderden bijkomen, mensen die toekeken, mensen die hielpen, mensen in bed, op straat, in de lucht; slachtoffers van vuur en gif. Honderden huizen liggen in as en tevens zes kazernes, het station, bedrijfsruimtes, een ziekenhuis en zeker niet om op de laatste plaats te noemen, een enorm stuk natuur, natuur waar we al zo zuinig mee om moeten springen. Het enige verschil is dan dat de natuur zichzelf herstelt, huizen doen dat niet.

En zo had Ede aan den lijve kunnen ondervinden, wat het negeren van een één aprilmop betekende.

Allard Bijlsma | 1981.